maandag 21 maart 2011

Dialecten van het Gronings


De bovenstaande video laat fragmenten van verschillende Groningse dialecten horen. In eerste instantie verschillen enkel het Westerkwartiers en het Westerwolds sterk van de andere Groningse dialecten, maar wanneer men goed luistert, kan men ook verschillen in woordenschat en accent vinden tussen de andere dialecten. Later meer over de verschillende dialecten.

Groningse woorden met een Latijnse/Romaanse herkomst

Wie denkt dat de Groningers altijd een geïsoleerd boeren volkje is geweest, heeft het mis. De Groningse taal bestaat niet alleen uit woorden die afkomstig zijn uit de omliggende Frankische (Nederlandse), Friese en Saksische talen, maar er zijn ook vele woorden van verder weg: uit het Latijn, soms via het Hoogduits of het Frans in het Gronings terecht gekomen en soms direct. Hieronder een lijstje van een aantal van die woorden.

Affeer
Een woord dat nog steeds gewoon is om het woord 'beroep' mee aan te geven. In het Frans heb je het woord 'affaire', met dezelfde betekenis. Het is oorspronkelijk afkomstig van het Latijnse 'ad facere', oftewel 'doen'.

Aingoal
Het Groningse woord voor 'steeds', 'constant', 'ongehinderd voortzettend'. Waarschijnlijk via het Duitse 'egal' (vlak, recht, ongehinderd) in het Gronings terecht gekomen van het Latijnse 'aequalis' (gelijk, recht).

Buuts, buutse, buus
Het Groningse woord voor broekzak, ook veel gebruikt door Groningers als ze Nederlands proberen te spreken. Het is afkomstig van het Latijnse woord 'bocca', wellicht via het Franse 'bouche', dat 'opening' en 'mond' betekent. Vaak wordt hier een langwerpige opening mee bedoelt, die naar binnen toe smaller wordt, zoals de monding van een rivier (bouche d'Ems = Eemsmond). Een broekzak is precies dat. De -ts uitgang komt door de Friese invloed. De -k wordt in het Fries vaak -ts, dus bocca-botsa-buutsa-buutse-buuts.

Edik
Het Groningse woord voor 'azijn', dat ook in andere Nedersaksische en Scandinavische talen voor komt. Waarschijnlijk via het Hoogduitse 'essig' afkomstig van het Latijnse 'acetum', dat 'zuur' betekent (zie ook het Engelse 'acid'). In het Oldambt wordt ook wel 'ettig' gezegd.

Forsie
Een tegenwoordig minder gebruikt woord voor 'kracht'. Waarschijnlijk via het Franse 'force' afkomstig van het Latijnse 'fortis'.


Hörn
Het Groningse woord voor 'hoek', meestal de binnenhoek bedoeld. Voor de buitenhoek gebruikt men meestal het woord 'houk'. Dus iets ligt 'in de hörn' en iemand kijkt 'om de houk'. Afkomstig van het Latijnse 'cornu', waar ook het Engelse woord 'corner' vandaan komt. De k-klank in 'cornu' is waarschijnlijk veranderd in een zachte g en daarna in een h, dus cornu-corn-chorn-horn-hörn. Deze Groningse benaming komt ook nog in vele geografische namen voor, zoals 'Zuidhorn'.

Kavort
Het Groningse woord voor een envelop. Afkomstig van het Franse 'couvert', dat het voltooid deelwoord is van 'couvrir' dat 'sluiten' betekent. Afkomstig van het Volks-Latijnse 'cooperire' dat betekent iets als 'sluiten met behulp van iets'.

Keroazie
Een Gronings woord voor 'moed'. Niet meer als serieus woord in gebruik, maar nog wel als figuurlijk, symbolisch of humoristisch. Afkomstig van het Latijnse 'coratium', mogelijk via het Franse 'courage'.

Loug
Een Groningse woord voor 'dorp', een van de signature woorden van het Gronings. In het Oud-Gronings werd het 'loghe' genoemd en in het Oostfries wordt 'Loog' geschreven (maar 'loug' gezegd). Oorspronkelijk verwees het woord naar de kom van een dorp, maar heeft zich tot algemene (pars-pro-toto) benaming voor 'dorp' ontwikkeld. Het is afkomstig van het Latijnse woord 'locus', dat simpelweg 'plaats' betekent.

Mal
Het Groningse woord 'mal' betekent 'vreemd', maar met een negatieve connotatie. Een andere vertaling zou ook 'naar' kunnen zijn. Bijvoorbeeld: 'Hest der n malle del aan overholden." (Je hebt er een naar lidteken aan overgehouden). Het is waarschijnlijk in het Gronings gekomen via het Franse 'mal', dat ook 'raar' betekent, maar ook 'ziek' ("mal au yeux" = "last van de ogen"), waar de negatieve connotatie ook weer in terug komt. Het Franse woord is op zich weer afkomstig van het Latijnse 'malus' dat 'slecht' of 'kwaad' betekent.

Paart
Een Gronings woord voor 'deel', dat ook in het Fries voor komt en vroeger waarschijnlijk ook in het Nederlands. Dit laatste is nog terug te vinden in de uitdrukking 'voor mijn part' (wat mij betreft/als het aan mij ligt). Wellicht via het Engels ('part') en vervolgens via het Frans (oud: 'part', modern: 'partie') in de taal gekomen van het Latijnse 'pars'.

Poedie
Een veelgebruikt woord in het Gronings dat oorspronkelijk verwees naar een 'prostituee', maar tegenwoordig ook door jongens en mannen wordt gebruikt om hun 'vriendin' mee aan te duiden. Oorspronkelijk was deze laatste bedoeling dan ook niet erg vriendelijk, maar tegenwoordig heeft het een meer humoristische bijklank. Het is verwant aan het Spaanse, Portugese en Papiamentse 'puta', dat dezelfde betekenis en oorspronkelijke bedoeling heeft. Waarschijnlijk afkomstig van het Volks-Latijnse 'puta', dat op zichzelf mogelijk weer afkomstig is van 'prostituta'.

Retoer
Het Groningse woord voor 'terug', maar wel 'terug op dezelfde manier en in dezelfde staat als dat het gekomen is'. Anders wordt het woord 'weerom' gebruikt. Dus een verkeerd geleverd pakketje breng je 'retoer', maar een geleend pak suiker geef je 'weerom', omdat je er dan hoogst waarschijnlijk iets uit hebt genomen. Afkomstig van het Franse 'retour' dat op zich weer afkomstig is van het Latijnse 're torno', dat 'opnieuw draaien' betekent. Het Engelse woord 'return' komt hier ook vandaan.

Riepe
Een van de signature woorden van het Gronings dat 'trottoir' betekent. Afkomstig van het Latijnse woord 'ripa', dat een 'langwerpige strook' betekent. In dit geval is het een langwerpige strook land langs een straat of een waterweg. In het Gronings en het Fries wordt het woord 'riepe'/'ryp' dan ook geregeld in geografische namen gebruikt zoals 'Zeerijp' en 'Hardegarijp/Hurdegaryp'. Het Nederlandse woord 'reep' is hier ook van afkomstig.

Siepel
Het woord voor 'ui' dat ook in de rest van noordelijk Nederland (West-Friesland en ten noorden van de IJssel) wordt gebruikt, maar ook in delen van Noord-Duitsland, Finland, Polen en Zuid-Europa. Het is namelijk afkomstig van het Latijnse 'cepulla'. Waarschijnlijk is het Duitse woord 'Zwiebel' hier ook van afkomstig.

Sikkom 
Het Groningse woord 'sikkom' betekent 'ongeveer', maar met een wat negatieve connotatie. Als je zegt 'der wazzen sikkom vief luu' (er waren ongeveer vijf mensen), dan heeft dat de connotatie dat het er meer hadden kunnen zijn. Als je zegt 'ik haar hom sikkom te pakken' (ik had hem zo ongeveer te pakken), dan betekent dat dat je hem te pakken had, maar net niet helemaal. Het woord 'bijna' is geen juiste vertaling, omdat dat woord aangeeft dat de 'ik' hem überhaupt niet te pakken heeft gehad. 'Sikkom' geeft aan dat ik hem wel te pakken heb gehad, maar dat hij bijvoorbeeld weer is losgekomen. Het is afkomstig van het Latijnse woord 'circum', dat ook 'ongeveer' betekent, maar dat niet per definitie de negatieve connotatie heeft.

Stevel
Het Groningse woord voor laars. Afkomstig via het Duitse 'stiefel' van het Latijnse 'æstivale'.

Tjeu, tjo 
Een (vooral Oost-)Groningse groet bij het afscheid. Vaak ook afgekort tot 'jo' of 'joe'. Afkomstig van het Franse woord 'dieu' dat 'God' betekent en dat op zichzelf afkomstig is van het Latijnse 'deus'. Waarschijnlijk in het Gronings terecht gekomen via het woord 'adieu'. Het Duitse 'tschüß', het Spaanse 'adios' zijn hier aan verwant en ook van afkomstig van het Latijnse 'ad deus' (aan/tot God).

Trankiel
Een Gronings woord voor 'rustig'/'vredig'. Afkomstig van het Latijnse 'tranquillus'. In het Gronings wordt het vaak gebruikt om iemand's levenssituatie mee te beschrijven. Als iemand bijvoorbeeld vraagt "Hou wordt t ien t bedrief/ ien hoes?" (Hoe gaat het met het bedrijf/ je gezin?) dan is een mogelijk antwoord "Aal trankiel." (alles gaat lekker zijn gangetje). Het kan ook worden gebruik om de situatie van een bepaalde actie te beschrijven, bv. "Ik goa even trankiel n zetje op fietse" (Ik ga even rustig een tijdje fietsen). Het kan niet worden gebruikt als vertaling van rustig in een zin als "Wat is het hier rustig!", in de zin van "Ik had hier meer mensen verwacht", aangezien dit een van de weinige Groningse woorden is die een positieve connotatie heeft.

zondag 20 maart 2011

Groningse woorden met Friese herkomst

Het Gronings dankt zijn bijzondere plaats binnen het Nedersaksisch onder andere aan zijn Friese geschiedenis. De Ommelanden zijn tot de 15e eeuw Friestalig geweest, waarna de (Middel-Neder)Saksische taal van de stad Groningen de Friese taal verdrong. Dit proces is vergelijkbaar met hoe tegenwoordig de Nederlandse taal het Gronings verdringt. Wat ook vergelijkbaar is, is dat ondanks dat men een nieuwe taal aanneemt, deze niet perfect wordt overgenomen. Bepaalde taalkundige constructies, bepaalde woorden en het accent uit de oude taal blijven hangen in de nieuwe taal. Daardoor komen er ook nog steeds Friese woorden en grammaticale constructies voor in het Gronings. Ditzelfde is rond dezelfde tijd gebeurd in Oost-Friesland, wat de relatie tussen het Gronings en het Oost-Fries verklaart. Hieronder een lijstje met woorden die een Friese afkomst hebben of die Friese varianten zijn van woorden met een andere afkomst. De Friese invloed is vooral af te leiden uit het feit dat in omliggende taalvarianten (Drents, Hollands, Oldenburgs, Eemslands, Holsteins) deze vormen niet voorkomen.

Aiber
Gronings woord voor 'ooievaar'. Uiteindelijk is het afkomstig van dezelfde stam, maar via het Fries. In het Westerlauwers Fries wordt een ooievaar een 'earrebarre' genoemd en in het Saterfries noemt men het een 'oadebar'. 'Aiber' is hier een afkorting van.

Beppe, Bepke
Het Westerkwartierse woord voor 'oma'. In het Westerlauwers Fries 'beppe' genoemd. Dit woord komt vooral voor in het Westerkwartier, maar in de rest van Groningen komt het ook voor als liefkozende benaming voor een oude vrouw, vergelijkbaar met 'mìnske'. In Westerwolde werd dit woord nog ongeveer tot aan de Tweede Wereldoorlog gebruikt als algemeen woord voor 'oma'.

Boerken
Het Groningse woord voor het uitoefenen van het beroep 'boer', letterlijk vertaald 'boeren'. In het Westerlauwers Fries is dit 'buorkje' of 'burkje'.

Bonk
Het Groningse woord voor 'bot' (van een skelet). In het Westerlauwers Fries 'bonke' genoemd en in het Saterfries 'Bunke'.

Deel
In het Gronings gebruikt voor 'onder', 'neer' of 'beneden'. De constructie 'omdeel' betekent 'omlaag' en 'deelkommen' betekent 'neerkomen'. Oorspronkelijk uit het Oosterlauwers Fries, waar in het Saterfries nog steeds dezelfde constructies worden gebruikt.

Dobbe
Een dobbe, met een open o-klank, is een Gronings woord voor een 'door mensen gegraven kuil'. Een dergelijke kuil kon voor meerdere doeleinden worden gebruikt. Zo werden in de Veenkolonieën dobben gebruikt om aardappelen in te bewaren, waar daarna een dekzijl overheen werd gelegd en in andere delen van de kustgebieden werden dobben gebruikt om water in te bewaren en te laten bezinken voor huishoudelijk gebruik. Dit woord komt zowel in Westerlauwers Friesland, als in Groningen, als in Oost-Friesland voor. Het Noord-Fries kent dit woord op zichzelf niet, maar kent wel het werkwoord 'doben', dat 'afdekken' en 'bewaren' betekent.

Doen
Het Groningse woord voor 'dronken' (onder invloed van alcohol). Dit woord heeft een Oosterlauwers Friese herkomst en wordt in Oost-Friesland en het Saterland dan nog op dezelfde manier aangeduid, maar dan geschreven als 'duun', dat wel dezelfde uitspraak heeft.

Dong
Een Gronings woord voor 'mest'. In het Westerlauwers Fries ook 'dong' genoemd.

Dook
Het Groningse woord voor 'mist'. In het Oostfries en Saterfries ook 'dook' genoemd.

Fokke
Een Gronings woord voor 'bril', vaak symbolisch of humoristisch gebruikt. In het Oostfries 'focke', in het Westerlauwers Fries 'fok'.

Genoat
Een bekend Gronings woord voor 'garnaal' in alle soorten en maten (dus van Hollandse garnalen tot gamba's en van langoustines tot rivierkreeftjes). Het woord is vooral bekend gebleven door het lied van Ede Staal. Het woord is eigenlijk een ontelbare soortnaam, zoals 'rijst'. Genoat wordt dus meestal ook zonder lidwoord gebruikt en kent geen meervoud, zoals Burdy in zijn liedje "De Vissers van Zoltkamp" onterecht wel gebruikt. Het woord is van Friese afkomst en is in het Westerlauwers Fries 'grenaat', in het Oostfries 'granaat', maar dat wordt uitgesproken als 'Grenout', in het Saterfries 'Gernoat', en in het Mooring 'Granaat'.

Gounend of gonnend
In het Gronings gebruikt als meervoudsvorm van het woord 'iemand'. De beste Nederlandse vertalingen hiervoor zijn 'sommigen' of 'een aantal (onbepaalde) mensen'. In het Westerlauwers Fries wordt 'guon' gebruikt.

Hammerk
Het woord 'hammerk' of verhollandst 'hamrik' is een Gronings woord voor een gemeenschappelijk buitendorps gebied, in andere delen van Nederland ook wel 'marke' genoemd. Het is direct afkomstig uit het Oud-Fries en komt tegenwoordig nog in vele geografische namen voor.

Jat
Een oud Gronings woord voor 'steeg'. Verwant aan het Duitse woord 'Gasse' en het Deense woord 'gåde'. In dit woord zijn de klankverschuivingen mooi te zien, van noord naar midden naar zuid, van -d, naar -t, naar -ss. Het Friese karakter zit hem vooral in de j-, dat in de plaats komt van g-.  Dat is een typisch Ingweoonse eigenschap en komt ook voor in het Engels en de Scandinavische talen. De straatnaam 'Oude Kijk in 't Jatstraat' in de stad Groningen herinnert nog aan dit woord.

Jem
In het Westerkwartier gebruikt om 'jou' aan te duiden, bv. 'voor jou' = 'veur jem'. Dit komt overeen met het Westerlauwers Friese 'jim'.

Jeuzelen
Dit woord wordt gebruikt om 'het huilende gezeur van een kind' te beschrijven in het Gronings. Afkomstige uit het Oosterlauwers Fries. Het Saterfries schrijft 'jöäselje' en het Oostfries 'jöseln', maar de uitspraak is vrijwel hetzelfde.

Jier, jirre
In het Nederlands bekend als 'gier', oftewel vloeibare mest of een mengsel met vloeibare mest als ingrediënt. In het Westerlauwers Fries wordt dit 'jarre' genoemd. Het Friese karakter zit hem vooral in de j- voor g-.

Jovver
Een Gronings woord voor 'juffrouw'. In het Westerlauwers Fries 'joffer'.

Keeuw
Een Gronings woord voor 'kin', dat vooral in het Westerkwartier en op het Hogeland voor komt. In het Saterfries kent men nog steeds het woord 'keeuwe' voor 'kin' en 'kaak'.

Klaimsk
Een Gronings woord voor 'kleverig'. In het Westerlauwers Fries 'kliemsk'.

Koap, kobbe
Het Groningse woord voor 'meeuw', howel dat Nederlandse woord tegenwoordig ook vaak wordt gebruikt. Groningse kinderen zeggen wel eens 'zeevogel'. Het woord koap of kobbe is van Friese afkomst en is in het Westerlauwers Fries 'kop' en in het Helgolands en Ferring 'kub'.

Kwedeln
Het Groningse woord voor 'kletsen' of 'informeel praten'. Dit woord heeft een Oosterlauwers Friese herkomst. In het Saterfries gebruikt men het woord 'kweede' voor het Nederlandse 'zeggen'.

Mìnsk(e), mìns
Het Groningse woord voor 'mens'. In het Gronings ook gebruikt voor een 'vrouw', waarbij dit woord vaak een negatieve bijklank heeft. Bv. "Nou lopt dat mìnsk alweer bie os veur t hoes laans!", "Nu loopt die vrouw alweer voor ons huis langs!". In het Westerlauwers Fries (minske) en het Saterfries (Moanske) worden de woorden voor 'mens' in dezelfde betekenis gebruikt.

Wat niet in de Friese talen voorkomt, maar wel in het Gronings is dat het woord 'mìnsk' door middel van de suffix -e, dus 'mìnske', een verkleinwoord wordt, waarmee de negatieve bijklank verandert in een positieve bijklank. In dat geval verwijst het woord meestal naar een oude vrouw, waarbij het woord een connotatie heeft van 'schattig'. Bv. "Dat olle mìnske zit doags ien heur krokstoul veur t roam te wachten op veziede." "Dat oude vrouwtje zit dagelijks in haar leunstoel voor het raam te wachten op bezoek".

Piek
Een Gronings woord voor 'kuiken'. In het Westerlauwers Fries wordt hetzelfde woord gebruikt, geschreven als 'pyk'.

Poest, poezen
Het Groningse woord 'poezen' (met een lange oe-klank) betekent 'hard blazen' of 'hard ademen'. Zo wordt het gebruikt om iemand te beschrijven die buiten adem is, maar ook als iemand een kaarsje uitblaast. Het woord 'poest' is het zelfstandig naamwoord van 'poezen' en betekent 'zachte wind'/'briesje', terwijl 'poestewiend' juist een harde wind is. In het Oostfries is het 'puust' en 'puusten', in het Saterfries "puust' en 'puustje' en het Westerlauwers Fries 'pûst' en 'pûste'.

Pool
Groningse en Oostfriese naam voor een muts of ander hoofddeksel, niet zijnde een hoed. Van Oosterlauwers Friese afkomst, maar wordt tegenwoordig niet meer in het Saterfries, noch in een andere Friese taal gebruikt.

Popke, popje, poppie
Een Gronings woord voor een baby. Andere woorden voor een baby zijn 'potje', 'lutje'/'leutje' of 'leutjeke'. In het Westerlauwers Fries heet een baby ook een 'pop(ke)' en in het Mooring Noord-Fries is het een 'bip(ke)'.

Proesten
In het Gronings het algemene woord voor 'niezen'. Een woord van Friese komaf, in het Westerlauwers Fries 'prúste', in het Saterfries 'pruustje' en in het Ferring 'pruuste'. In het Nederlands wordt het heel enkel ook wel eens gebruikt. In het Gronings en Oost-Fries wordt vaak het verwante "Proost!" gezegd wanneer iemand heeft geniesd, dus waar het Nederlands "Gezondheid!" gebruikt.

Puut
Een van de bekendste Groningse woorden. Het betekent 'zak' en wordt vaak in de verkleinvorm 'puutje' gebruikt. Dit woord is oorspronkelijk Frankisch, maar is via het Fries in het Gronings terecht gekomen. In het Westerlauwers Fries heet het een 'pûde' of 'poetsje' en is verwant aan het Franse 'poche', het Engelse 'pocket' en het Deense 'posse'. Waarschijnlijk was het oorspronkelijke Frankische woord 'pock', waarbij de k-klank in een ts-klank veranderde, zoals ook bij kerk-tsjerk, en is de sisklank later vervallen.

Saks
Een Gronings woord voor 'minstens'. Van Oud-Friese herkomst, tegenwoordig in het Saterfries 'soaks'. Het Westerlauwers Fries gebruikt het niet meer, maar het woord 'saksearje' (verminderen) is nog wel een afgeleide hiervan.

Sangen
Een oud woord voor 'paars'. In het Saterfries en Oostfries komt hetzelfde woord voor. Mogelijk is het verwant aan of afkomstig van het Hebreeuwse woord סגול (Sagol).

Schat
Als woord zelf niet meer in gebruik, maar vroeger was het een woord voor 'vee'. In het Westerlauwers Fries komt het woord 'skat' nog wel voor als benaming voor 'vee'. In Groningen zijn slechts in enkele combinatiewoorden zoals 'schathoes' nog verwijzingen naar deze benaming te vinden.

Slaai
Groningse woord voor een slegge, een moker-achtige hamer met een metalen kop en een lange steel. Het Friese karakter zit hem, net zoals bij 'jat' en 'jier' vooral in de j voor g. Het oorspronkelijke woord was 'sleg', maar als je -g verandert in een -j, krijg je 'slej', dat naar de Groningse klanken verandert in 'slaai'

Smoor-
Het prefix smoor- voegt de betekenis 'ontzettend' aan een woord toe. Als het 'smoorhait' of 'smoordrok' is, is het ontzettend heet of ontzettend druk. In het Westerlauwers Fries komt dit voor als smoar-.

Soezen
Het Groningse woord voor 'zeuren' of 'klagen'. In het Westerlauwers Fries 'sûzje'.

Stiepen
Een Gronings woord voor 'ondersteunen'. Wordt tegenwoordig niet zo vaak meer gebruikt. In het Westerlauwers Fries is het 'stypje'.

Stoup(e)
Groningse woord voor een 'hoop' of een 'heuvel'. Afkomstig van het Oud-Friese woord 'stáp', dat 'hoog' of 'langerekt' betekent. Vergelijk ook met het Engelse woord 'steep', voor 'steil'.

Taaien
Een oud woord dat vooral in Oost-Groningen voorkwam en dat 'hard duwen' of 'slaan' betekent, bijvoorbeeld "n Gat in de muur taaien" of "Astoe tegen dij boom taaist vaalt er omdeel". Afkomstig uit het Oosterlauwerse en in het Saterfries nog bekend als "toaie". Deze schrijfwijze staat ook dichter bij de Groningse uitspraak, maar -oai wordt in het Gronings meestal niet geschreven.

Toes, toest, toesterg
Het Groningse woord 'toes' (waarbij de oe lang wordt uitgesproken) betekent iets als ongeordende rommel of wirwar. Haar kan bijvoorbeeld 'in n toes' zitten, als iemand het niet heeft gekamd. Een toest is dan ook een bij elkaar geraapt bosje bloemen en als iets toesterg is, is het dus door de war. Het is afkomstig uit het Oosterlauwers Fries en wordt nog steeds in het Saterfries gebruikt, maar dan geschreven als 'Tuus', 'Tuust' en 'tuusterch'.

Tuut, tude
Een Gronings woord voor 'kip', dat vooral in Oost-Groningen wordt gebruikt. Het is verwant aan het woord 'kuken' of 'kuiken'. In de Ingwaeoonse talen, waar het Fries ook toe behoort, komt het geregeld voor dat een k-klank in het Nederlands of Nederduits een -ts of een -tsj is. Denk bijvoorbeeld aan 'kerk'-'tsjerke'-'church'. Waarschijnlijk was het oorspronkelijke woord dan ook 'kuuk' en is dat mogelijk iets als 'tsjuuts' (vlg. het Engelse 'chick' en 'chicken') geworden, waarbij de harde s-klanken zijn weggevallen. Merk daarbij op de Groningse -t nog steeds in het algemeen verweven is met een zachte s-klank (sterk plosief).

Tuutjen, doetjen
Groningse woorden voor 'kussen'/'kusjes geven'. In het Westerlauwers Fries kent men het woord 'tútsje'. Het woord 'tuutjen' is door zijn t- en uu-klanken meer Fries, terwijl 'doetjen' versaksischt is. In het zuidoosten van Oost-Friesland kennen ze zelfs de nog verder versaksischte vorm 'duken'. Deze woorden zijn verwant aan het Engelse 'to touch' (aanraken).

Vot
Het Groningse woord voor 'weg' in de zin van 'kwijt', 'op een andere plaats'. In het Gronings wordt 'vot' ook gebruikt voor 'vandaan' (Woar komst vot? = Waar kom je vandaan?). Als een Groninger Nederlands spreekt, verwart hij dikwijls beide vertalingen van 'vot', waardoor hij "Woar komst vot." vaak vertaalt als "Waar kom je weg?". Een derde vertaling van 'vot' is 'meteen'. In het Westerlauwers Fries komt het woord 'fuort', dat dezelfde drie betekenissen heeft als het Groningse 'vot'. Gezien de Friese vorm 'fuort' en de verwante Nederlandse vorm 'voort', is het aan te nemen dat er voorheen een 'r' in het woord heeft gestaan, zoals deze ook in het woord 'genoat' (granaat, granoat) weggevallen is. In het Saterfries zeggen ze 'fort'.

Wiekel
De Groningse naam voor een 'valk'. In het Westerlauwers Fries geschreven als 'wikel'.

Zetje
Het woord voor 'tijdje' of 'poosje'. In het Westerlauwers Fries bekend als 'setsje' en in Oostfriesland en het Saterland geschreven als 'Settje'.

Fonetiek van het Gronings

Het volgende stuk is afkomstig van de Nederlandse wikipedia:

Het Gronings kenmerkt zich door bepaalde klanken en de aparte uitspraak van bepaalde letters. Deze kenmerken worden door niet-sprekers over het algemeen als "boers" ervaren, terwijl ze veel overeenkomsten hebben met de Duitse en Deense uitspraak. Bij de voorbeelden wordt sterk verwezen naar het IPA, het International Phonetic Alphabet. Enkele van de meest voorkomende tekens zijn ˢ en ʰ: deze geven aan dat de voorafgaande klank wordt uitgesproken met respectievelijk een lichte s-klank (zoals ook voorkomt in het Duits en het Deens) en een uitstoot van extra lucht, zoals bij de beginklanken van de Engelse woorden park, car, tip. Het teken ː geeft aan dat de voorafgaande klinker lang wordt aangehouden. De gecombineerde tekens n̩, m̩, ŋ̩ worden gebruikt om klanken aan te geven die een zelfstandige lettergreep vormen ondanks de afwezigheid van een klinker. Om nauwelijks hoorbare klanken weer te geven worden de tekens d̥ en b̥ gebruikt.

Letters
In het Gronings komen verschillende lettercombinaties en accentstreepjes voor die niet in het Nederlands voorkomen of die anders worden gebruikt. Deze worden hieronder behandeld. De letters q en c worden niet gebruikt in het Gronings. De c kan echter wel voorkomen in de combinatie ch, ook al bestaat voor veel Groningssprekers deze combinatie enkel voor de sier; voor velen is er geen hoorbaar verschil tussen ch en g.

letteruitspraakvoorbeeld uitspraak
aeen klank tussen è en aa in. Wordt voor l verder achterin de mond uitgesproken. IPA: a, aː, ɑdat [datˢ], kare [kʰaːrə] (kar), geval [ɣəvɑɫ]
aaeen langere klank tussen è en aa in: aː, ɑːnaacht [naːxt] (nacht), aal [ɑːɫ] (wel)
aiai of oi. Monoftongiseert voor veel sprekers tot donkere a voor l: ai, ɑi, ɑnait [naitˢ, nɑitˢ] (niet), akkenail [aɡəˈnɑɫ] (dakkapel)
aaide lang aangehouden variant van ai. Monoftongiseert voor l: aːi, ɑːi, ɑːaainglieks [ˈaːiŋ̩liks] (eigenlijk), zaail [zɑːɫ] (zeil)
aauween lang vastgehouden versie van Nl. ou, au, maar verder voor in de mond uitgesproken: aːublaauw [blaːu] (blauw)
eAls Nl. korte of lange e; lange e zoals in blèren of een sjwa. De lange e is altijd een diftong. Klinkt voor een l richting korte o: ɛ, ɛː, eːi, ə, ɐt westen [tˢʰ ͡ ʋ̥ɛsn̩] (het westen), doe bis west [du bɪz ͡ ʋ̥ɛːst] (jij bent geweest), bèr [bɛːr] (bed), toavel [tˢʰʊːvɐɫ] (tafel)
eeNl. ee , maar nooit uitgesproken als monoftong: einee [nei]
euNl. eu, maar altijd als diftong: ʏyscheuvellopen [ˈsxʏyvɐˌɫoub̥m̩] (schaatsen)
eurGemonoftongiseerde versie van eu: ʏːrdeur [dʏːr]
goorspronkelijk stemhebbend, steeds vaker als "harde" ch: ɣ, x, χGrunnen [ˈɣrʏn̩, χ(r)ʏn̩], ofgeven [ˈɔːfˌxeːb̥m̩] (afgeven)
ìee zoals in Nl. peer, maar nasaal: ɪ̃ːt ìnd [tˢʰɪ̃ː(n)tˢ] (het einde)
ieals Nl, of als ee in Eng. to need: i, iːmie [mi] (mij), kiend [kʰiːntˢ] (kind)
ijals (ouder) Nl. ei, ij, maar langer aangehouden.: ɛːitwij [tʰˢʋ̥ɛːi] (twee)
ksterk geaspireerd, behalve wanneer geplaatst naast s of een nasaal. Klinkt tussen klinkers en naast stemhebbende plosieven als Eng. g als in girl: kʰ, k, ɡkeren [ˈkʰɪː(r)n̩], skoren [skʊː(r)n̩], (scoren) ik bin [ɪɡ ͡ ˈbẽn] (ik ben)
lals in Nl., maar gevelariseerd ("donker") naast klinkers die achterin de mond worden uitgesproken en in de lettergreepauslaut.: l, ɫliest [ˈliːst] (lijst), laif [laif] (lief), bellen [ˈbɛːɫn̩, ]
nals Nl. n. Omdat in de veelvoorkomende uitgang -en de klinker wegvalt, wordt de n vaak uitgesproken als een opzichzelfstaande lettergreep. Bijkomstig past de nasaal zich aan aan de voorafgaande medeklinker: alveolair na een alveolair, labiaal na een labiaal, enzovoort: n, n̩, m̩, ŋ̩noeit [nuːitˢ] (nooit), katten [ˈkʰad̥n̩], hebben [ˈɦɛb̥m̩], vangen (ˈvaŋ̩)
o (ò)als Nl. korte of lange o, of als lange o in corps. Omdat deze klinker contrasteert met o/ó (hieronder beschreven) wordt zij soms geschreven als ò om verwarring te voorkomen.: ɔ, ɔː, oustok, (stòk) [stɔkʰ], potje, (pòtje) [pʰɔdjə], holt [ɦɔːɫtˢ] (hout)
oonooit een monoftong, als in sommige versies van Nl.: ourood [routˢ,]
o (ó)de korte variant van Gr. oa (hieronder beschreven), en wordt soms om verwarring te voorkomen geschreven als ó.: ʊstok, stók [stʊkʰ] (stuk), pótje [pʰʊdjə] (zuigeling)
oaoo als in Nl. oor: ʊːdoar [dʊːr] (daar)
öongeveer zoals in de Nederlandse uitspraak van shirt en freule. Wordt lang vastgehouden voor een r, welke vervolgens vaak wegvalt: œ, œːröt [rœtˢ] (verrot; rat), börg [bœː(r)x] (burcht)
pkan net als k sterk worden geaspireerd. Wordt stemhebbend tussen klinkers en bijna onhoorbaar naast een lettergreepvormende nasaal: pʰ, p, b, b̥peerd [pʰɪː(r)tˢ] (paard), spoaren [ˈspʊː(r)n̩] (sparen), dopen [ˈdoub̥m̩]
ruitspraak verschilt sterk per spreker: sommigen gebruiken een tongpunttril-r, anderen een brouw-r, weer anderen een gerolde uvulaire r als in het Duits. Kan tussen een lange klinker en een medeklinker wegvallen: r, ʀ, ʁraand [raːntˢ] (rand), steert [stɪː(r)tˢ] (staart)
sjVoor oudere sprekers nog een combinatie van twee klanken s en j, maar voor veel sprekers een enkele klank zoals in het Engels: sj, ʃ, ɕsjomp [ʃʊmp] (armoedzaaier)
taffricatiseert onder alle omstandigheden naar ts, tenzij omsloten door andere medeklinkers of aan het eind van een woord naast s. Wordt sterk geaspireerd uitgesproken onder dezelfde omstandigheden als k en p, en wordt onder bepaalde omstandigheden net als die twee fonemen stemhebbend of nauwelijks hoorbaar: tˢʰ, tˢ, t, d, d̥toes [tˢʰuːs] (thuis), aacht [aːxtˢ] (acht), stoan [stʊːn] (staan), katten [ˈkʰad̥n̩]
tjals een combinatie van twee klanken of als een enkele palataal: tj, cTjoop [coupʰ] (een minachtenswaardig persoon genaamd Joop), tjoenke [cuːŋɡə] (van toenke met het tj-voorvoegsel: een slecht tuintje, of een vergelijkbaar afwijzende uitspraak)
uilanger vastgehouden dan in het Nl, en nooit diep uitgesproken (als aa-uu of aai) zoals in het Poldernederlands: əːybluien [ˈbləːyn̩] (bloeien)
vIn de regel stemhebben, maar naast stemloze medeklinkers als f. Wordt voor een lettergreepvormende nasaal bilabiaal en bijna onhoorbaar: v, f, b̥vaarf [vaː(r)f] (verf), ofvaarfd [ˈɔːˌfaː(r)ftˢ] (afgeverfd), vaarven [ˈvaː(r)b̥m̩] (verven)
wniet een labiodentale fricatief zoals in het Nl., maar uitgesproken zonder hoorbare wrijving: ʋ̥waark [ʋ̥aː(r)kʰ] (bezigheid)

In dit schema wordt de ò beschreven als /ɔ/, maar meestal wordt met de schrijfwijze ò (of ô)  een langere klank bedoel zoals in 'òf' (ɔːf), dat 'af' betekent.

Combinaties

In het Gronings worden vaak klinkers "ingeslikt" of net even anders uitgesproken in een combinatie. Ondanks dit inslikken, wordt het woord wel voluit geschreven, dus niet loopm of loopn, maar gewoon lopen.

combinatieuitspraakvoorbeeld uitspraak
-pen, -ben, -venb̥m̩lopen [ˈloub̥m̩] lopen, hebben [ˈɦɛb̥m̩] hebben, even [ˈeib̥m̩] even
-mennemen [ˈnẽm̩] nemen
-ten, -dend̥n̩peerden [ˈpɪː(r)d̥n̩] paarden, proaten [ˈprʊːd̥n̩] spreken, praten
-zenzn̩lezen [ˈleizn̩] lezen
-nen, -ndenrunnen [ˈrʏn̩] rennen, landen [ˈlan̩] landen
-kenɡŋ̩moaken [ˈmʊːɡŋ̩] maken
-chtenxŋ̩wachten [ˈʋaxŋ̩] wachten
-genŋmaggen [ˈmaŋ̩,̩] mogen
-elnɐɫnkwedeln [ˈkʰʋ̥eidɐɫn, ˈkʰʋ̥eirɐɫn] kletsen
-ernə(r)nvouern [ˈvɔu̯ə(r)n] voederen
schr-sxr, sʁschrieven [ˈsxrib̥m̩, ˈsʁib̥m̩] schrijven


Gevolgd door een -e
Als bepaalde medeklinkers gevolgd worden door een -e veranderen ze van klank. Dit verschijnsel komt vooral in het Veenkoloniaals voor.

letterHoogelandstersVeenkoloniaals
kmok [mʊkʰ]mokke [ˈmʊɡə]
pklomp [kʰlʊmpʰ]klombe [ˈkʰlʊmbə]
sschaans [sxaːns]schaanze [ˈsxaːnzə]
ttìnt [tˢʰɪ̃ː(n)tˢ]tìnde [ˈtˢʰɪ̃ː(n)də]
fplof [pʰlɔf]plovve [ˈpʰlɔvə]

Wat is het Gronings

Het Gronings is een groep taalkundige variëteiten die worden gesproken in en om de provincie Groningen. Deze variëteiten behoren tot de Nedersaksische/Platduitse talen, waartoe de meeste dialecten van Noord- en Oost-Nederland en Noord-Duitsland behoren. Binnen deze Nedersaksische groep vormt het Gronings een opvallende en afwijkende variant. Dit wordt vooral gekenmerkt door het typisch eigen accent en woordenschat die in de meeste andere Nedersaksische varianten niet voorkomen. Ditzelfde geldt voor de dialecten van Oost-Friesland, de streek in het aangrenzende Duitsland rond de steden Leer, Emden en Aurich. Door de nauwe relatie tussen beide dialectgroepen worden deze ook wel Gronings-Oostfries genoemd. Op deze website zal vooral worden gesproken over het Gronings, maar veel taaleigenschappen vindt men ook in het Oost-Fries terug. Wanneer in het bijzonder over het Oost-Fries zal worden gesproken, zal dit expliciet worden aangegeven.

Het taalgebied van het Gronings wordt over het algemeen omschreven als volgt: de gehele provincie Groningen, de kop van Drenthe, de Drentse veenkolonieën ten oosten van de Hondsrug en het oostelijke deel van de gemeente Kollumerland in de provincie Friesland. Het sprekersaantal ligt ongeveer op 300.000. Het aantal mensen dat het Gronings goed tot zeer goed verstaat ligt vele malen hoger. Hierbij moet worden gedacht aan mensen die al heel lang in Groningen wonen, maar daar niet vandaan komen en vooral aan kinderen van ouders die Gronings spreken, maar dit zelf niet doen.

De Groningse en Oost-Friese dialecten kunnen worden ingedeeld zoals op het bovenstaande kaartje afgebeeld:
  1. Kollumerpompsters (Pompsters)
  2. Westerkwartiers (Westerkertiers)
  3. Hoogelands (Hogelaandsters)
  4. Stadsgronings (Stadjeders)
  5. Noordenvelds of Noord-Drents (Noordvelds of Noorddrènts)
  6. Veenkoloniaals (Veenkelonioals)
  7. Westerwolds (Westerwoolds)
  8. Oldambts en Reiderlands (Oldambtsters en Raiderlaands/Reiderlandsk)
  9. Veen-Oostfries (Fehnoostfreesk)
  10. Auricherlands (Auerkerlandsk)
  11. Krummhörns (Krummhörnsk)
  12. Borkums (Börkumsk)
  13. Klei-Oostfries of Brookmerlands (Klaaioostfreesk of Brookmerlandsk)
  14. Eiland-Oostfries (Eilandoostfreesk of Inseloostfreesk)
  15. Harlingerlands (Harlingerlandsk)
  16. Jeverlands (Jeverlandsk)
Het Oldambtsters en Reiderlands worden aangegeven als één dialect, maar zou eigenlijk moeten worden aangegeven als twee dialecten, waarbij de staatsgrens ook de taalgrens is. Door de invloed van de Nederlandse en Duitse standaardtalen zijn het Oldambsters en het Reiderlands (en dus ook het Gronings en het Oostfries) een beetje uit elkaar gegroeid. Oude mensen die goed 'plat' Gronings en Oostfries spreken, kunnen zich in de andere regio verstaanbaar maken. Echter tegenwoordig verwatert ('verhollandst' en 'verhoogduitst') het dialect steeds meer en komen leenwoorden uit de standaardtaal. Daardoor zegt men in Oost-Friesland niet 'bieveurbeeld' naar het Nederlandse 'bijvoorbeeld', maar 'tou n biespeul' naar het Hoogduitse 'zum Beispiel'.

Het Harlingerlands en het Jeverlands worden door de lokale bevolking vaak wel aangeduid als Oostfries, maar taalkundig worden zij vaker bij het (Noord-)Oldenburgs ingedeeld. Het Westerkwartiers wordt soms als apart dialect aangeduid, aangezien deze andere klanken gebruikt. Echter doordat het gebruik van halfklinkers en de woordenschat wel overeenkomen met de andere dialecten van Groningen, wordt het Westerkwartiers er meestal toch wel onder gerekend.